Heb je het al een plekje gegeven?
RouwMagazine Editie 2025-2026 Eindhoven
Heb je het al een plekje gegeven?
Wat een vreemde vraag eigenlijk. Elke keer dat iemand het mij vraagt, wringt er iets.
Alsof je verdriet in een vorm kan gieten. Alsof je het in een hoekje kunt zetten, een doosje op een plank. Netjes opgeborgen, om er alleen bij te pakken als je het nodig hebt. Maar dat is nou precies hoe je vastloopt in rouw.
Als ik mijn verdriet écht zou kunnen wegstoppen, dan zou ik het misschien nooit meer aanraken. En juist dát, dat is het gevaar. Want rouwen betekent niet dat je eromheen kunt. Het betekent dat je het voelt. Keihard. Dat je het doorleeft, tot in elke vezel van je lijf.
En dan heb ik het nog alleen over verdriet. Maar rouwen om je kind dat is geen emotie. Dat is een storm van emoties. Er is geen gevoel dat níét langs komt.
Je bent boos. Je wilt schreeuwen. Je huilt. Je krijst. Je snakt naar adem alsof je kopje onder gaat. Je voelt steken in je hart. En dan de paniek: waarom gaat die pijn niet weg? Je voelt de wanhoop, dit komt nooit meer goed.
Je wilt vluchten, rennen, maar je kunt nergens heen. Je mist. Zo intens, dat je lijf er pijn van doet. Je verlangt naar aanraking, naar huid op huid.
Je bent boos op God, zelfs als je niet gelooft, boos op het leven, op de wereld. Waarom ik? Waarom wij?
Je wordt jaloers. Stik jaloers. Op iedereen met een gezond kind in hun armen. Helemaal als ze dat kind in jouw ogen niet met liefde behandelen. Neem je me die jaloezie kwalijk? Dat is dan jouw probleem. Ik heb geen energie meer over voor beleefdheid.
Een praatje maken op straat? Bekijk het. Mijn aandacht gaat naar Fleure.
Naar wat er niet meer is, maar nog steeds overal voelbaar is.
De rest, het glijdt van me af. Mijn verhalen gaan over haar. Over mij. Wen er maar aan.
Want na alles wat me is afgenomen, heb ik het recht te spreken.
En dan is er ook nog die verdomde schuld en spijt. Had ik iets anders moeten doen?
Hebben we iets gemist? Wat als…Misschien had ze dan nog geleefd.
Het is liefde, dat voel ik. Want ik zou alles opgeven om haar terug te halen. Dus nee, ik heb het geen plekje gegeven.
Wat zou er eigenlijk gebeuren als ik dat wél deed? Alsof ik het opsla in mijn lijf. Maar dat wil ik niet. Het moet eruit. De spanning bouwt zich op in mijn middenrif. Mijn ademhaling is oppervlakkig. Een lichte hyperventilatie. Mijn zenuwstelsel beschermt me, want alles in één keer voelen dat is een tsunami.
Pas als ik schreeuw, kan ik huilen. Pas als ik huil, komt er ruimte. Dan laat mijn lijf los.
Letterlijk: boeren, zuchten, trillen.
Dus misschien moeten we die vraag herschrijven: Niet: ‘Heb je het al een plekje gegeven?’ Maar: ‘Welk plekje geef je al die rauwe, heftige emoties die loskomen na zo’n verlies?’
Wij hebben een boksbal op zolder. Die heeft al heel wat te verduren gehad.
In de bergen van Zuid-Afrika hangt onze schreeuw nog als een echo in de lucht.
Ons kussen op de bank is doorweekt van de tranen.
En toch. Juist als het het meeste pijn doet, voel ik Fleure het dichtstbij.
Dan voel ik warmte. Dan kijk ik naar haar foto. Urenlang. Ik ken elk detail.
Fleure heeft haar plekje. In mijn hart. Alle andere emoties, die moeten hun plek nog vinden. Zodat het gebrul langzaam stiller wordt. En ik weer zacht kan zijn.
Dit verhaal geeft weer hoe ik me de eerste 3 maanden na het overlijden van Fleure voelde. Gelukkig ervaar ik de rouw momenteel alweer een stuk zachter.


