Rouw heeft geen agenda
Hoe het was om weer aan het werk te gaan
Toen het einde van onze reis naar Zuid-Afrika naderde, begon ik er steeds meer tegenop te zien om naar huis te gaan. Niet alleen omdat ons huis te stil en te leeg zou zijn. Niet omdat ik vreesde dat het grijze weer mijn gemoed nog donkerder zou maken. En ook niet alleen omdat boven de lege box nog altijd de slinger hing die we zelf knutselden, met in vrolijke letters ‘Welkom Fleure’. We hingen hem tóch op, omdat ons meisje zo welkom was. Omdat we trots op haar waren. Maar echt thuiskomen dat zou het nooit meer worden. Dat wist ik diep van binnen wel. En toen we uiteindelijk de deur openden, voelde ik het: hoe zwaar het werkelijk was om terug te zijn.
Eigenlijk zag ik ook als een berg op tegen het moment dat ik weer zou moeten gaan werken. Gelukkig mocht dat pas na vier intense maanden die vooral aanvoelden als overleven, hield ik mezelf voor. Ik voelde me bevoorrecht dat we die reis überhaupt konden maken. Dat is niet weggelegd voor iedereen die zo’n verlies meemaakt. Ik kan me niet voorstellen hoe het moet zijn als je óók nog de druk voelt om direct weer geld te verdienen, terwijl je hoofd en hart daar nog lang niet klaar voor zijn.
Mijn werkgever was in die afgelopen maanden overgenomen door een ander bedrijf. Daardoor zag ik nog meer op tegen mijn terugkeer. Ik moest meteen beginnen in een totaal nieuwe omgeving zonder de houvast van mijn oude, vertrouwde werkplek. Een nieuwe baan kost altijd energie. Maar rouw maakt dat elke prikkel zwaarder weegt en dus ook dit, misschien wel boven alles. Mijn hoofd raakte en raakt nog steeds razendsnel overprikkeld.
In Zuid-Afrika bleef de autoradio bijna altijd uit. Het geklets van een DJ, een liedje tussendoor het werd me al snel te veel. Al helemaal wanneer er een rocknummer langs kwam. Wat ooit muziek was die ik prachtig vond, klonk nu als pure herrie. Alleen het focussen op de weg was al zwaar genoeg. Soms betrapte ik mezelf erop dat ik zat te knikkebollen achter het stuur. Vaak zaten we gewoon stil naast elkaar. Soms brak de emotie bij Marit door, terwijl ik de mijne moest inslikken om de weg in de gaten te houden. Maar wat je inslikt, zoekt later toch zijn weg, vaak pas na de rit. Dat overprikkelde rouwbrein nam ik mee mijn nieuwe werk in.
Als rustige vakantiedagen en autoritten al zo uitputtend waren, kun je je voorstellen hoe het voelde om ineens weer vier dagen per week te werken: een uur heen, een uur terug altijd in de file. Nieuwe collega’s leren kennen, van meeting naar meeting rennen, oude én nieuwe taken tegelijk oppakken. Het vrat energie.
Toch begon ik meteen weer vier dagen. Niet omdat ik dat kon, maar omdat ik bang was dat mijn nieuwe werkgever me geen contract zou geven als ze wisten van mijn situatie. Ik dacht: als ik nu zeg dat ik eigenlijk maar acht uur wil gaan werken, dan sta ik straks niet alleen in mijn verdriet, maar ook zonder werk. Uiteindelijk deelde ik mijn verhaal toch. Gelukkig reageerde mijn nieuwe werkgever begripvol. Al weet ik: dat is lang niet overal zo.
In mijn werk als consultant is de klant altijd koning. Alleen al het idee dat ik weer met een lastige klant te maken zou krijgen, maakte me moe. Want wat is er nu eigenlijk écht belangrijk in het leven? Als rouwende papa vond ik vooral mijn eigen gemoed belangrijk. Maar gaandeweg merkte ik dat ik daar steeds vaker aan voorbijging, opgeslokt door de nieuwe baan.
Zoals het autorijden me al leegzoog, deden ook de volle dagen hun werk: eindeloze meetings, nieuwe gezichten, nieuwe systemen, nieuwe informatie. Alles vroeg energie. En dan heb ik het nog niet eens over het praten over persoonlijke ontwikkeling en het najagen van targets. Ik was allang blij dat ik überhaupt nog overeind stond. Mijn enige doel was om te blijven werken. Om simpelweg niet om te vallen. Om ergens nog een beetje ruimte te bewaren voor de rouw. Om niet steeds te twijfelen of ik wel genoeg deed. En telkens weer die vraag: waarom lukt het me niet meer om net zo moeiteloos te werken als vroeger?
Elke avond zakte ik thuis eerst een uur lang uitgeput weg op de bank. Dan wat eten, even tv-kijken en het liefst meteen daarna naar bed. Want om de files richting Amsterdam voor te zijn, stapte ik de volgende ochtend alweer om half zeven in de auto. Gelukkig kon ik na een paar weken ook twee dagen thuiswerken wat een kleine adempauze gaf.
De dagen vulden zich met vergaderingen en kennismakingskoffies, de één na de ander. Na een half uur praten wist ik vaak al niet meer wat iemand precies deed, laat staan hoe het paste in het grotere geheel. Hoe meer ze uitlegden, hoe minder er bleef hangen. Ik wilde het liefst gewoon op mezelf zijn, maar elke keer dat ik voor een taak bij een collega moest aankloppen, voelde het als een extra last waar ik eigenlijk geen energie voor had. En ondertussen bleef ik me afvragen: aan wie vertel ik mijn verhaal wel, en aan wie niet? En hoeveel laat ik dan los? En steeds weer die vraag: hoe stel ik mezelf voor, als ik zelf niet eens meer weet wie ik ben?
Toen ik hoorde dat elke nieuwe medewerker een introductiemail moest sturen, twijfelde ik: zou ik vertellen dat ik papa ben van Fleure? Maar toen ik de mails van andere collega’s las, wist ik ineens heel duidelijk wat mij te doen stond. Zoveel collega’s schreven: “Ik ben vader van…” of “Ik ben moeder van…”. Dus schreef ik: “Ik ben Eric, papa van Fleure, die bij de sterren woont.” Terwijl ik het typte, rolde er een traan over mijn wang. Het was pijn en trots in één alsof beide gevoelens tegelijk door mijn borst heen schoten. Want de afgelopen maanden had ik vaak getwijfeld: ben ik wel echt papa? Voel ik me ook zo? Juist daarom voelde het zo goed om het eindelijk hardop te schrijven. Alsof ik mezelf eindelijk zag voor wie ik was: papa van Fleure.
En misschien was het juist daarom dat ik met elke week die voorbijging voelde hoe mijn lichaam harder aan de noodrem begon te trekken. De pijn in mijn middenrif trok zich steeds strakker samen, week na week. Na een maand in mijn nieuwe baan zat ik ’s avonds op de bank. De tv stond aan, maar de pijn in mijn borst weigerde weg te trekken. Ik probeerde mijn ademhaling te volgen, in de hoop dat het benauwde gevoel zou verdwijnen. Maar hoe harder ik mijn best deed, hoe benauwder ik werd. Dus bleef alleen dit over: staren naar het scherm en proberen het weg te drukken. En precies daar voelde ik het besef: ik liep mezelf voorbij. Iets wat Marit me al lang duidelijk probeerde te maken. Hoe graag ik ook wilde dat het zou lukken om vier dagen te werken, en vooral mezelf niet teleur te stellen, mijn lijf zette me letterlijk stil.
Pas een maand later durfde ik HR te mailen dat ik terug wilde naar drie dagen werken maar diep vanbinnen wist ik al dat ook dát te veel was. Ik had het geprobeerd, maar het was te snel. Te veel. Te zwaar. Ik kon me niet meer druk maken om dingen die ineens zo onbelangrijk leken. Dus koos ik voor mezelf. Ik meldde me ziek. En gek genoeg voelde dat als opluchting.
Op 10 maart begon ik weer met werken. Op 1 mei meldde ik me ziek. Nog geen twee maanden later. Het verlies van een kind, je kunt niet bevatten wat dat met je leven doet. Het gaat zoveel verder dan rouwen alleen. Het raakt alles: je relatie, je werk, je vriendschappen, je familie, zelfs je financiële basis.
En juist daarom past rouw nooit in een rooster. Geen agenda die ruimte laat voor mijn middagdutjes, geen blokje in Outlook voor de tranen achter het stuur. Geen afspraak wanneer de stilte je overvalt die is blijven hangen in huis. Geen targets of vergaderingen die het gat in mijn hart vult. Ik leer langzaam dat ik niet hoef te leven naar de klok of de kalender. Want verdriet laat zich niet plannen, niet afvinken, niet managen. Rouw heeft geen agenda.
Misschien is dat wel mijn grootste les sinds Fleure er niet meer is: dat ik het ritme van mijn hart mag volgen, hoe onhandig of ongemakkelijk dat soms ook voelt. Dat ik mag stoppen als mijn lijf stopt. Dat ik papa blijf, ook al past dat nergens in een schema. Want het enige wat rouw mij keer op keer laat zien, is dit: liefde heeft ook geen agenda.
Ben je nieuw op Brullende Stilte? Dit zijn drie verhalen om mee te beginnen:
1. Onzichtbaar Vaderschap
2. Stilzwijgend Spreekverbod
3. Herkenbaar Verdriet
Abonneer gratis om mijn nieuwe verhalen direct in je mailbox te krijgen.




Met tranen in mn ogen lees ik jou verhaal .
Zo duidelijk omschrijf jij je verdriet om het gemis van Fleure. Als ik bij je moeder kom is het eerste wat me opvalt als ik binnen kom,de namen van alle kleinkinderen in de keuken op een kast.
Ook die van Fleure. Ze hoort er helemaal bij. Sterkte deze moeilijke maand voor jullie.